Waarom een boodschappenwagentje?

‘Er ligt een boodschappenwagentje in het grasveld.’

‘Waar?’

‘Daar verderop in het gras.’

‘Waarom ligt er een boodschappenwagentje in het grasveld?’

‘Het had misschien zin om daar te liggen, maar waarschijnlijker is het daar door iemand neergelegd. Door wie? Wanneer?’

‘Wat doet iemand uberhaupt met een boodschappenwagentje buiten de cirkel van 50 meter rond een supermarkt…’

‘…toegegeven, op 100 meter is de supermarkt.’

‘…en waarom laat hij/zij de kar achter? Val me niet in de rede.’

‘Belangrijker: zit de munt nog in het boodschappenwagentje?’

‘Heb je geld nodig?’

‘En voelt het wagentje zich ontheemd?’

‘Ze hebben over het algemeen weinig gevoelens, die karretjes. Vermoed ik.’

‘Ik heb medelijden. Waarom heb ik medelijden?’

‘Omdat boodschappenwagentjes niet uit zichzelf naar de kudde terug kunnen keren en ik geen zin heb om hem uit zijn lijden te verlossen. Jij doet ook niets.’

‘Ik ga dat grasveld niet in. Eens kijken hoe lang het wagentje daar zal liggen.’

‘Kun je hier elke dag langslopen zonder iets voor dat arme karretje te doen?’

‘Nee, ik richt subiet een stichting op. RHVB. Red het verlaten boodschappenkarretje.’

‘Is het eigenlijk een karretje of een wagentje?’

‘Wat jij wilt. Het is jouw feestje.’

‘Koffie?’

‘Ja lekker. In de supermarkt is het gratis.’

‘Lopen we daarheen.’

Plaats een reactie